|
De vragen...............
1. Iemand gaat 12 uur slapen. Hij zet de wekker en wordt vervolgens om 1 uur wakker. Hoeveel uur heeft hij geslapen? 2. Hoeveel maanden hebben 28 dagen? 3. Een dokter geeft je 3 tabletten en zegt dat je er om het half uur een moet innemen. Hoelang doe je er over?
4.Een boer heeft 16 schapen alle met uitzondering van 9 gaan er dood. Hoeveel schapen houd hij over?
5. Is het in Noorwegen toegestaan dat de man met de zus van zijn weduwe trouwt?
6. Kan iemand die ten westen van de Maas woont te Oosten begraven zijn?
7. Deel 30 door een half en tel er 10 bij. Wat is de uitkomst?
8. Er wordt een munt gevonden in 1912 met het opschrift 46 jaar voor Christus. Hoe oud is de munt?
9. Iemand gaat een kamer binnen waar het heel donker is. Hij heeft een olielamp, een kaars en een openhaard. Wat zal hij het eerst aansteken?
10. Een dokter uit Antwerpen heeft een zus in Rotterdam, maar de zus in Rotterdam heeft geen broer in Antwerpen. Hoe kan dat?
11. Iemand heeft 100 rode en 100 witte sokken en ze liggen door elkaar. Hoeveel sokken moet je pakken om een paar sokken van de zelfde kleur te pakken?
|
Antwoorden....................
1. 12 uur 2. Alle maanden
3. 1 uur
4. 9 schapen
5. Dat kan helemaal niet, want die man is al overleden. Anders is zijn vrouw geen weduwe.
6. Nee, dat kan niet, want die persoon leeft nog.
7. 70
8. Die munt is nep, want VOOR Chr. was Christus nog niet geboren, dus hadden ze die jaartelling ook nog niet.
9. De lucifer
10. De dokter is een vrouw.
11. 2
|
|